De wind en haar discipelen
Ademloos luister ik naar het koor der bladeren.
Iedere keer weer, als de wind de bladeren aan de bomen beroert, dan eens zacht, dan weer fel, klinkt, als ware het dat ieder blaadje een eigen stem bezat, een prachtig gestemd geluid.
Duizenden kelen, maar allen dezelfde toonsoort. Geen dissonant, geen enkele, fascinerend.
De grote bladeren vormen de bas, wellustig brommend als de wind hen raakt. Daardoorheen, een vrolijk kwetterend kinderkoor.
Gevormd door de kleine bladeren, jong en speels eigenwijs. Maar vol discipline de juiste hoogte niet versagend.