Het mannetje, het bootje en het anker.
Er was eens een mannetje die dobberde op de grote, grote zee. Hij bevond zich in een papieren bootje, zo’n bootje dat iedereen leert vouwen in zijn kleutertijd. Een bootje zonder kajuit, zonder roer, zonder motor, zonder anker. Overgeleverd aan de grilligheden van de natuur. Zoals de wind waaide, werd de koers bepaald. Soms zag hij vasteland en kreeg hij hoop. Hoop om vaste grond onder zijn voeten te kunnen voelen. Maar als de wind dan draaide, verdween het land weer langzaam uit het zicht.
Zo bracht het mannetje eindeloos zijn dagen door, zonder ooit het vasteland te bereiken. Steeds maar weer land naderend, om er vervolgens vanaf te drijven. Geen anker, geen roer, niets had hij om enige invloed uit te oefenen. Een steeds herhalend proces, welhaast een ritueel. Het mannetje en zijn bootje, als door het lot voor eeuwig aan elkaar verbonden.
Nu had het bootje wel één unieke eigenschap, het kon namelijk niet zinken. Hoe hoog de golven ook werden, hoe hard de wind ook waaide, altijd bleef het bootje drijven. Dat was in ieder geval nog iets positiefs aan dit gedwongen ‘huwelijk’. Het mannetje had de zekerheid dat hij het zou overleven, verdrinken zou hij niet. En zo vergingen de seizoenen, de dagen werden maanden, de maanden werden jaren.
Naarmate de tijd verstreek, leerde het mannetje zich te schikken in zijn lot. Hij bleef de hoop houden het vasteland ooit te bereiken, maar besefte tegelijkertijd dat hij daar niet veel invloed op zou hebben. Wat hij ook zou wensen, de grotere krachten om hem heen bepaalden uiteindelijk zijn lot. Het enige wat hij kon doen, was geduld hebben en niet tegenwerken.
Hij probeerde te genieten van de mooie momenten, behield zijn positiviteit. Hij bleef dagdromen en plannen maken voor het moment waarop hij weer vaste grond onder zijn voeten zou voelen. Maar er waren ook momenten, waarop een algehele lethargie bezit van hem nam. Waarom nu plannen maken, waarom hoop koesteren, wat voor invloed had hij nu eigenlijk over het lot, geen enkele.
Misschien was dit wel zijn lot, zijn voorbestemde doel in het leven. Bestemd om mooie plannen te maken die nooit gerealiseerd zouden kunnen worden. Speelbal van de hogere machten. Zo brachten bootje en passagier de eindeloze dagen door. Het bootje als drijvend huis met als bewoner een mannetje vol gedachten. Zijn gedachten als enige bezit waar hij wel invloed op had.
Wat miste hij nu eigenlijk het meeste, bedacht het mannetje op een dag. Was het de motor waarmee hij het bootje vaart zou kunnen geven? Was het soms het roer om het bootje een richting te geven? Nee, bedacht hij, die elementen zouden hem uiteindelijk ook in de steek kunnen laten. De motor zou kunnen stoppen zonder benzine. Het roer zou bij te harde wind ook niets kunnen uithalen. Sowieso ging het hem niet om een bepaalde richting, het ging hem om ‘vastigheid’.
Nee, bedacht hij, wat hij het meest miste, was een anker. Een groot, sterk anker, waaraan het bootje met daarop het mannetje, zich zou kunnen vasthouden op de momenten waarop dat nodig was. Een nimmer versagend ‘maatje’ dat hem zou helpen weer vaste grond onder de voeten te krijgen. Een anker om overboord te kunnen gooien als vasteland in zicht kwam. Een anker waar je altijd op kon terugvallen, ook op mindere momenten.
Een stabiele factor in een rumoerige omgeving. Hoe hard de wind ook zou waaien, hoe hoog de golven ook zouden worden, het anker zou het bootje met passagier op zijn plaats houden. Dat was wat het mannetje het meest miste. Plannen maken is mooi, veranderende koersen zijn niet zo erg, maar het gemis aan een zekerheid, een altijd aanwezig punt waarop je kunt vertrouwen, was het moeilijkste van dit al. Hoe zou hij ooit weer aan land kunnen komen?
U begrijpt dat dit bovenstaande verhaaltje is bedoeld als metafoor. De vergelijking diende zich plotsklaps bij mij op, toen ik weer eens bij het wakker worden, een poosje lag te staren naar de lege plek naast mij. Ik realiseerde me, dat Ellen weliswaar een dame met een volledig eigen leven was, maar dat zij voor mij ook als een soort van anker in het leven fungeerde.
Wat ik ook wilde ondernemen, wat mijn plannen ook waren, altijd kon ik op de zekerheid terugvallen dat Ellen naast me was. Vanuit die positie kon en durfde ik de stappen te ondernemen die anders wellicht te hoog of te groot waren geweest. Omgekeerd diende ik voor Ellen als anker, dat werd me pas echt duidelijk toen ze ziek werd. Onafhankelijk als ze haar hele leven was geweest, wilde wezen, leunde ze nu steeds meer op mij. Als een rustpunt in heftige tijden.
We konden weleens botsen met elkaar, we konden elkaar weleens niet zien of luchten. Zoals trouwens wel vaker het geval is in een langdurige verbintenis 🙂 Maar wat we ten allen tijde wisten van elkaar, was dat we er voor elkaar waren. In goede tijden en in slechte tijden, maatjes voor altijd, geliefden voor het leven. En dat is een enorm kostbaar bezit, daar waren we ons terdege van bewust.
Los van het feit dat het fysieke gemis enorm is, ben ik dus ook mijn anker in het leven verloren. Een anker dat ik overigens voor mijn kinderen hoop te zijn, wat er ook gebeurt, hoe oud ze ook mogen zijn. Ze kunnen altijd bij me terecht, zonder enige voorwaarden of spelregels. Als ik dat bereik met z’n drietjes, voor nu en voor later, heb ik het zo slecht nog niet gedaan, lijkt me.
Maar ja, mijn persoonlijk anker is dood, gewoon dood. En dat doet pijn, enorm veel pijn. Dat is het allerbelangrijkste gevoel, maar los daarvan, voel ik me nu ook het mannetje op dat bootje. Zie maar weer eens een anker te smeden. Ik dobber, ik maak plannen, maar het vasteland komt nog lang niet in zicht. Nergens kan ik het bootje aanmeren op dit moment. De zee is te woelig, de wind staat te hard en is ook nog eens continue veranderlijk. Bovendien heb ik geen anker.
Toch zal ik iets moeten verzinnen. Mijn hele leven blijven dobberen lijkt me geen optie. Ik wil niet letterlijk het mannetje in het bootje blijven. Dus moet ik creatief gaan worden, misschien wel mijn eigen anker worden. Dat is vreemd, dat is wennen, want dat is lang niet nodig geweest. Maar misschien moet ik, als vasteland in zicht is, uit het bootje springen en een stukje gaan zwemmen.
Op het moment dat ik dan vaste grond onder mijn voeten voel, kan ik gaan staan en zodoende mijn eigen anker worden. Als ik het niet probeer, zal ik nooit te weten komen of dit plannetje kans op slagen heeft. Ook dien ik het uit te voeren zodra de kans op succes aanwezig is, ik moet niet blijven wachten. Nu is de zee nog te onrustig, maar wie weet, binnenkort…..
Ik wens u allen een fantastische week toe en tot de volgende blog.
Groetjes, René
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en mis niets meer. Het is geheel vrijblijvend en uitschrijven kan altijd.
Het verhaal verwoordt goed hoe jij je voelt. Zelf kan je het trouwens ook heel goed omschrijven. Ik hoop van harte dat je ooit weer dat gevoel van zo’n anker zult krijgen , maar het zal tijd nodig hebben.
Lieve groetjes, Carla.
Lieve Rene,
Wat heb je dit prachtig verwoord!
Ik hoop dat jouw zee toch rustiger gaat worden, je weer een anker en vaste grond onder je voeten gaat voelen.
Ik lees zo nu en dan je blogs als ik aan Ellen en jullie moet denken. Mooi om te lezen hoe goed jullie het doen ondanks alle verdriet en het gemis van de vaste grond onder je voeten. Dat jij een goed
anker voor jullie bent daar ben ik van overtuigd.
Liefs, Christine